
Twee dagen Lancashire/UK. Twee dagen om gevoel te ontwikkelen voor hoe onze Engelse collega’s vorm en inhoud geven aan ‘policing’. Wat mij betreft zonder meer een buitenkans! In ieder geval een ervaring die alleen al door de afstand ook weer nieuw licht werpt op waar ik in Zaanstreek-Waterland mee bezig ben. Ook qua timing mooi.
Wij staan al met 1 been in de overgang naar een nieuw bestel. En totaal los van je opvatting over de kracht en risico’s daarvan ligt er een enorme uitdaging of opdracht. Die opdracht is om in het onvermijdelijke veranderproces bij het vak te blijven. Bij het vak blijven, zelfs wanneer organisatieverandering je eigen positie heeft bereikt. Op het niveau van een idee wordt die opvatting natuurlijk door iedereen gedeeld en ben je zelfs bijna een sukkel als je zoiets zegt. Tegelijkertijd weten we allemaal dat de realiteit een andere is. Terug naar Lancashire. Inspirerend om te zien, om te voelen, hoe zij over hun werk spreken. Ze hebben nagedacht over ‘politie maken’ en hun gedachten in een opvatting vertaald. Langs de lijn van ‘neighbourhood policing’, ‘problem oriented partnership’, ‘signal crime’ en ‘nongraded response’ ontwikkelen zij vervolgens hun organisatie. Ze omarmen een concept en vertalen dit in politiestrategieën. Zij voeren deze programmatisch in en laten zich duurzaam ondersteunen door een beperkte groep wetenschappers. Op basis van onderzoeksbevindingen stellen ze onderweg bij. Logisch toch? Waarom doen wij het dan niet? Goeie vraag… In de discussie die we gezamenlijk hebben gevoerd binnen de delegatie heb ik gemerkt dat we geneigd zijn de oorzaak hiervoor buiten onszelf te zoeken. De sociale omstandigheden en de positie van de politie zijn anders dan in Nederland. Ze leunen zwaar op politievrijwilligers en voluntairs; werkt dat wel bij ons?, etc. Tevens laten wij ons snel afleiden door discussies over gezag en beheer en andere meer instrumentele aspecten rond het onderwerp. Symptomatisch wat mij betreft. Bij het vak blijven, dat is wat mij drijft. Vanuit dat perspectief heeft het bezoek mij gesterkt in de keuze om de aandacht voor probleemgericht werken in mijn korps te intensiveren. Aandacht voor thema’s vragen en geen genoegen meer nemen met een op symptomen gerichte aanpak van het probleem. Probleemgericht werken is daarbij ook niet de hobby van blauw. Organisatiebreed moet het een soort ‘leitmotiv’ worden. Het gaat om de vragen onder ons handelen. Natuurlijk zijn we druk met opsporen en handhaven. Maar waarom doen we dat eigenlijk en waar moet het aan bijdragen? Omdat laatste is het natuurlijk te doen. Dan ga je ook zien dat we de aanpak niet alleen intern moeten verbreden maar ook door moeten van een politie-inspanning naar wat in Lancasire ‘problem oriented partnership’ heet. Dat is toch echt iets anders dan zeggen wat wij niet doen, vanuit onze opvatting over kerntaken… Even heb ik onderweg nog gehoord dat wij dit allemaal al doen. Tuurlijk. Mooi ook als je zo naar je omgeving kunt kijken. Mij is dat helaas niet gegund. Wat ik zie is dat er natuurlijk voorbeelden zijn van een Nederlandse vertaling van de Engelse concepten en strategieën. Dat is echter heel iets anders dan het eerder genoemde omarmen en leidend maken voor je handelen. Dat laatste is wat mij betreft echt stof tot nadenken. Mooi denkwerk ook! Ik heb wel ontvankelijkheid bespeurd voor gedachten over een andere aanpak van problemen. Mooi om te ervaren dat ook Hoofdofficieren van Justitie open staan voor een heel andere plaats en gebruik van het middel opsporen in ons maatschappelijke arsenaal. Waarom houden wij de kennis over criminele samenwerkingsverbanden zo krampachtig voor onszelf? Waarom ligt het primaat bij de opsporing terwijl we weten dat het verschil nog nauwelijks wordt gemaakt in langlopende politieonderzoeken. Natuurlijk hebben die een belangrijke symboolfunctie maar waarschijnlijk is dat niet langer genoeg om een nieuwe legitimiteitscrisis in de opsporing te vermijden. Natuurlijk hebben we nu hoop. Die hoop is erop gericht dat de nationale politie in staat zal blijken om in plaats van 20% straks 40% van de criminele samenwerkingsverbanden die we kennen aan te pakken. Ik geloof die van die 20% al niet, laat staan de voorgespiegelde groei. Er is dus iets anders nodig en in die gedachte ben ik gesterkt door wat ik in Lancashire gezien heb. Nu de hamvraag: wat doe ik maandag anders? Tsja, dat is nog wel een lastige. Vooral ook omdat ik er natuurlijk aardig wat bijhaal. Gelukkig kun je ook met veel kleine stappen uiteindelijk een grote kloof overbruggen. Ik richt me voor nu op het delen van mijn ervaring en hoe het mij heeft achtergelaten. Verder richt ik me met nieuwe energie op de versterking en verbreding van onze probleemgerichte aanpak. Mooi werk toch!
Wij staan al met 1 been in de overgang naar een nieuw bestel. En totaal los van je opvatting over de kracht en risico’s daarvan ligt er een enorme uitdaging of opdracht. Die opdracht is om in het onvermijdelijke veranderproces bij het vak te blijven. Bij het vak blijven, zelfs wanneer organisatieverandering je eigen positie heeft bereikt. Op het niveau van een idee wordt die opvatting natuurlijk door iedereen gedeeld en ben je zelfs bijna een sukkel als je zoiets zegt. Tegelijkertijd weten we allemaal dat de realiteit een andere is. Terug naar Lancashire. Inspirerend om te zien, om te voelen, hoe zij over hun werk spreken. Ze hebben nagedacht over ‘politie maken’ en hun gedachten in een opvatting vertaald. Langs de lijn van ‘neighbourhood policing’, ‘problem oriented partnership’, ‘signal crime’ en ‘nongraded response’ ontwikkelen zij vervolgens hun organisatie. Ze omarmen een concept en vertalen dit in politiestrategieën. Zij voeren deze programmatisch in en laten zich duurzaam ondersteunen door een beperkte groep wetenschappers. Op basis van onderzoeksbevindingen stellen ze onderweg bij. Logisch toch? Waarom doen wij het dan niet? Goeie vraag… In de discussie die we gezamenlijk hebben gevoerd binnen de delegatie heb ik gemerkt dat we geneigd zijn de oorzaak hiervoor buiten onszelf te zoeken. De sociale omstandigheden en de positie van de politie zijn anders dan in Nederland. Ze leunen zwaar op politievrijwilligers en voluntairs; werkt dat wel bij ons?, etc. Tevens laten wij ons snel afleiden door discussies over gezag en beheer en andere meer instrumentele aspecten rond het onderwerp. Symptomatisch wat mij betreft. Bij het vak blijven, dat is wat mij drijft. Vanuit dat perspectief heeft het bezoek mij gesterkt in de keuze om de aandacht voor probleemgericht werken in mijn korps te intensiveren. Aandacht voor thema’s vragen en geen genoegen meer nemen met een op symptomen gerichte aanpak van het probleem. Probleemgericht werken is daarbij ook niet de hobby van blauw. Organisatiebreed moet het een soort ‘leitmotiv’ worden. Het gaat om de vragen onder ons handelen. Natuurlijk zijn we druk met opsporen en handhaven. Maar waarom doen we dat eigenlijk en waar moet het aan bijdragen? Omdat laatste is het natuurlijk te doen. Dan ga je ook zien dat we de aanpak niet alleen intern moeten verbreden maar ook door moeten van een politie-inspanning naar wat in Lancasire ‘problem oriented partnership’ heet. Dat is toch echt iets anders dan zeggen wat wij niet doen, vanuit onze opvatting over kerntaken… Even heb ik onderweg nog gehoord dat wij dit allemaal al doen. Tuurlijk. Mooi ook als je zo naar je omgeving kunt kijken. Mij is dat helaas niet gegund. Wat ik zie is dat er natuurlijk voorbeelden zijn van een Nederlandse vertaling van de Engelse concepten en strategieën. Dat is echter heel iets anders dan het eerder genoemde omarmen en leidend maken voor je handelen. Dat laatste is wat mij betreft echt stof tot nadenken. Mooi denkwerk ook! Ik heb wel ontvankelijkheid bespeurd voor gedachten over een andere aanpak van problemen. Mooi om te ervaren dat ook Hoofdofficieren van Justitie open staan voor een heel andere plaats en gebruik van het middel opsporen in ons maatschappelijke arsenaal. Waarom houden wij de kennis over criminele samenwerkingsverbanden zo krampachtig voor onszelf? Waarom ligt het primaat bij de opsporing terwijl we weten dat het verschil nog nauwelijks wordt gemaakt in langlopende politieonderzoeken. Natuurlijk hebben die een belangrijke symboolfunctie maar waarschijnlijk is dat niet langer genoeg om een nieuwe legitimiteitscrisis in de opsporing te vermijden. Natuurlijk hebben we nu hoop. Die hoop is erop gericht dat de nationale politie in staat zal blijken om in plaats van 20% straks 40% van de criminele samenwerkingsverbanden die we kennen aan te pakken. Ik geloof die van die 20% al niet, laat staan de voorgespiegelde groei. Er is dus iets anders nodig en in die gedachte ben ik gesterkt door wat ik in Lancashire gezien heb. Nu de hamvraag: wat doe ik maandag anders? Tsja, dat is nog wel een lastige. Vooral ook omdat ik er natuurlijk aardig wat bijhaal. Gelukkig kun je ook met veel kleine stappen uiteindelijk een grote kloof overbruggen. Ik richt me voor nu op het delen van mijn ervaring en hoe het mij heeft achtergelaten. Verder richt ik me met nieuwe energie op de versterking en verbreding van onze probleemgerichte aanpak. Mooi werk toch!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten